Zo maak je een werkstuk!
Bereid jezelf goed voor.
Kies een onderwerp dat je interesseert. Lees dan eerst dit pakket goed door. Ga daarna op zoek naar andere boeken over je onderwerp of kijk in de encyclopedie of op Internet. Encyclopedieën en boeken kun je vinden in de bibliotheek of schoolmediatheek.
Lees alles wat je verzameld hebt goed door.
1. Kies een geschikt onderwerp.
Bedenk waar je jouw werkstuk precies over wilt laten gaan: bij een land kun je bijvoorbeeld over de geschiedenis schrijven, over de mensen of een ander interessant onderdeel (bijvoorbeeld het onderwijs of de mensenrechten in zo'n land). Kies geen uitgebreid onderwerp (bijvoorbeeld de hele Derde Wereld of het milieu) Bedenk daarna een goede titel voor jouw werkstuk en bedenk hoe je je werkstuk wilt indelen in hoofdstukken.
2. Zoek goede teksten en plaatjes.
Zoek bij alles waarover je wilt schrijven materiaal. Dat kunnen teksten zijn, maar ook foto's of tekeningen. Kijk of je genoeg weet om er zelf iets over te schrijven. Als dat niet zo is, kun je extra materiaal gaan zoeken of dit zelf maken (zoals tekeningen). Natuurlijk kun je ook gebruik maken van de foto's en tekeningen van internet of je maakt zelf foto's.
1. Ga dan pas schrijven.
Als je dat allemaal gedaan hebt, begin je pas met schrijven. Denk daarbij aan het volgende:
* Schrijf geen zinnen over uit een boek, maar probeer alles zoveel mogelijk in je eigen woorden op te schrijven.
* Ook knippen en plakken van tekst van internet is niet toegestaan.
* Gebruik nooit woorden die je niet kent. Als je moeilijke woorden tegenkomt, vraag dan aan je ouders of op school wat deze woorden betekenen, of zoek ze op in een woordenboek.
* Laat ruimte voor de plaatjes die je in jouw werkstuk wilt plakken.
* Schrijf niet alles achter elkaar. Als je iets over een nieuw onderwerp gaat schrijven, laat dan een regel open of verzin een kopje dat je erboven kunt zetten.
* Gebruik voorbeelden en vergelijkingen om iets duidelijk te maken.
2. Zorg dat je werkstuk er verzorgd uitziet.
Als je klaar bent met schrijven en alle afbeeldingen hebt ingeplakt, maak je een voorkant bij je werkstuk. Op de voorkant moet in ieder geval de titel van je werkstuk staan en je naam. Probeer de voorkant zo leuk mogelijk te maken door er foto's of tekeningen op te plakken of door met kleuren te werken. Zorg er verder voor dat alle bladzijden goed aan elkaar vastzitten met een nietje of een touwtje.
3. Een inleiding en slot.
Elk werkstuk bevat een inleiding, waarin je vertelt waarom je dit onderwerp hebt gekozen en wat je te weten wilt komen.
Aan het eind komt het slot, waarin je vertelt wat je hebt geleerd.